Mag mijn kind uit een tuitbeker drinken?Moeten we gewone bekers adviseren?Als we alle kinderen uit een gewone beker laten drinken, wordt het een grote knoeiboel!Een tuitbeker is heel slecht voor de mondmotoriek
Allemaal vragen en reacties van ouders, hulpverleners of groepsleiding van een dagverblijf. Hieronder wordt een aantal bekers beschreven met de voor- en nadelen. In het verleden werden tuitbekers afgeraden, omdat dit een sterk nadelige invloed zou hebben op de vorming van de kaak en gebit en de motoriek van de tong. Tandbederf kan zeker ontstaan bij kinderen, die langdurig een tuitbeker of fles in hun mond hebben. Het naar buiten komen van de tong bij slikken en praten (slissen) kan door langdurig gebruik veroorzaakt worden. In het algemeen geldt dus als advies: geen fles mee naar bed en variatie in bekers aanbieden. Het tijdstip waarop gestart wordt met het drinken uit een beker is sociaal en cultureel bepaald en is sterk afhankelijk van de eisen die de omgeving stelt. Ook de keuze van het materiaal (open beker, tuitbeker, rietjesbeker) is afhankelijk van de situatie en de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind. De laatste jaren zijn er veel verschillende versies van bekers te koop, die allemaal een iets andere mondmotoriek vragen.
Vanaf ongeveer 9 maanden kunnen kinderen enkele slokjes uit een gewone beker drinken. Het gaat dan niet om grote hoeveelheden, maar om een paar slokjes om het te leren. Met zo’n beker leren kinderen direct dat ze op tijd hun mond moeten sluiten als er wat vloeistof in de mond komt. Het drinken uit een open beker kan ook eerst geoefend worden met wat dikker vloeibaar drinken, zoals yoghurt of verdunde gladde fruithap. Omdat het drinken uit een open beker oefentijd kost, kan het drinken daarnaast ook aangeboden worden met een tuitbeker. Met een beker met neusuitsparing (Difrax) is het soms gemakkelijker, omdat degene die drinken geeft beter kan zien hoeveel er in de mond komt. Ook hoeft het kind niet achterover te buigen bij de laatste slok. Dat is vooral handig voor kinderen, die zich snel verslikken.
Tuitbekers zijn er in vele soorten. De gewone tuitbeker (links) heeft drie gaatjes in het tuitje, waardoor de vloeistof meestal snel uit het tuitje loopt. Kinderen hoeven hier niet aan te zuigen, maar de vloeistof loopt meestal zo in hun mond. Doordat er geen antilek in het tuitje zit, kan het drinken er wel zo uitlopen. Meestal sabbelen kinderen een beetje aan deze beker. Als dit gepaard gaat met het naar buiten komen van de tong over de onderlip (onder het tuitje) is het niet zo verstandig deze beker te gebruiken. Er zijn ook anti-lekbekers (voorbeeld rechts). Dit is één van de vele modellen die verkrijgbaar zijn. Onder het tuitje zit meestal een dopje, waardoor er een vacuüm ontstaat en er geen vloeistof uit het tuitje komt als er niet aan gezogen wordt. Bij sommige bekers moet er erg hard gezogen worden. Ook hierbij geldt dat als de tong steeds onder het tuitje voorbij de lippen komt, het niet verstandig is om deze beker veel aan te bieden.
Tussen het eerste en tweede levensjaar leren de meeste kinderen uit een rietje drinken (zie ook Normale ontwikkeling). De laatste jaren blijken sommige kinderen door het vroeg aangeboden krijgen van pakjes drinken met een kort rietje, de techniek al voor het eerste jaar te beheersen. Een kort rietje vraagt minder zuigkracht en is makkelijker om mee te starten Er zijn allerlei bekers in de handel met een deksel en een rietje. Meestal kunnen de bekers afgesloten worden.
Door het deksel op deze beker (Avent) kan er niet geknoeid worden. Zonder tuit en met rand is dit een variatie op de antilekbekers.
Deze beker (Heidibeker) kan gebruikt worden bij kinderen (of volwassenen) die zelfstandig kunnen en willen drinken, maar moeite hebben met te grote slokken. In het deksel (zie rechts) zitten twee kleine gaatjes die dat voorkomen.
Voor sommige kinderen met een handicap is het lastig om een beker (zoals de beker met neusuitsparing) zelf vast te houden. Er zijn bekers met grote handvaten of aparte losse handvaten.